De klankkast wordt uitgerust met drie houten bruggetjes, de dwarsbalken. Eerst en vooral zorgen zij voor de dwarse stevigheid van het instrument. De middelste dwarsbalk zal als steun dienen voor het kogellager waar de as in draait. Iedere bouwer ontwerpt zelf dit onderdeel. Soms een eenvoudig houten blok, met kunststoffen, kogellager, enz. Hier zie je een plexiglas steun waarin een kogellager.

:

De eerste dwarsbalk is doorboord om plaats te laten voor de as. Daaronder zie je een steun, een “ziel” , die zoals bij de viool de verbinding maakt tussen de bodem van de  klankkast en het klankbord. ; Op de foto zie je ook een ziel onder de tweede dwarsbalk. Hier verschillen de bouwer en de auteur dezer van mening..  Ruprecht meent dat de ziel trillingen overbrengt naar de bodem van de draailier, en die zo laat meetrillen. Daarom zit er alleen onder de eerste dwarsbalk, waarboven de grote kam komt, een ziel. Johan beschouwt de ziel alleen als een mechanische steun onder het klankbord omdat de achterwand niet kan meetrillen doordat ze tegen de buik van de speler drukt.  Het is duidelijk dat de bouwer het laatste woord krijgt… (uw mening? )

Merk dat de dwarsbalken licht bol staan. Het bovenblad wordt hierop gelijmd en zal deze kromming overnemen, hetgeen de sterkte van het geheel ten goede komt.

Merk ook dat de binnenkant bekleed is met in konijnenvellenlijm gedrenkte linnen stroken. Dit verzacht wat de klank maar verhoogt sterk de stevigheid.

Dan beginnen we nu aan het wiel.

Vorige pagina

Volgende pagina


.